VU University, Vrije Universiteit, Amsterdam (Netherlands)
Betrouwbaarheid van reistijden.
Voor reizigers en vervoerders leidt congestie niet alleen tot langere reistijden, maar ook tot een grotere spreiding van reistijden. Onderzoek en beleid zijn lange tijd sterk gericht geweest op de gemiddelde reistijd. In de Nota Mobiliteit (2005) werd voor het eerst veel nadruk gelegd op voorspelbare reistijden. Uit onderzoek blijkt dat reizigers en vervoerders betrouwbare reistijden hoog waarderen. Over de mate van (on)betrouwbaarheid van reistijden is echter veel minder bekend dan over gemiddelde reistijden. Daarbij geldt dat voor de reiziger/vervoerder de deur-tot-deur reistijd relevant is. De beschikbare gegevens hebben vaak betrekking op variërende snelheden op snelwegen of de punctualiteit van treinen. Er is dus een vertaalslag nodig van ‘aanbodgegevens’ naar ‘gevolgen voor vragers’. Onbetrouwbaarheid van reistijden wordt in de literatuur verschillend benaderd. Velen gaan ervan uit dat de reiziger/vervoerder een bepaalde mate van vertraging incalculeert, en dat alleen vertraging die groter is dan verwacht tot ernstige nadelen leidt (dit sluit aan bij de scheduling approach, die tijdstipkeuze expliciet modelleert). Een probleem van deze benadering is dat niet op voorhand bekend is welke verwachtingen de reiziger/vervoerder heeft; hierover worden vaak vrij willekeurige veronderstellingen gemaakt.
Anderen gaan eenvoudigweg uit van de gemeten spreiding in reistijden.
Hierbij is het de vraag of ingecalculeerde vertraging wel een probleem
is – anders dan door de geïmpliceerde extra reistijd. De
onderzoeksvragen bij dit project zijn: - Hoe groot is de spreiding van
deur-tot-deur reistijden? Is de spreiding toegenomen in de tijd? - Is de
spreiding (bij benadering) evenredig met de totale reistijd? Of met de
totale vertraging? - Welke verwachtingen hebben reizigers/vervoerders
over reistijden? Zijn deze rationeel? Of is er een systematische bias? -
Hoe ervaren reizigers en vervoerders onverwachte versnellingen en
vertragingen? Zijn de ‘kosten’ van ingecalculeerde en onverwachte
vertragingen even groot? - Verandert de waarde van onbetrouwbaarheid in
de tijd? Wordt “just-in-time”steeds belangrijker? Deze vragen zijn niet
alleen van belang om meer kennis te verwerven, maar ook voor het
Nederlandse overheidsbeleid. Files en treinvertragingen worden door
velen als zeer grote maatschappelijke problemen ervaren. Regelmatig
wordt de overheid opgeroepen om grote bedragen te investeren om deze
problemen op te lossen. Als we alleen (de waarde van) gemiddelde
vertragingen meten, lijken de problemen niet zeer groot en zijn
investeringen veelal niet rendabel. Meer inzicht in de waarde van
onbetrouwbaarheid geeft een beter beeld van de baten van investeringen.
Bij het onderzoek kunnen de volgende methoden worden toegepast: -
Literatuuronderzoek - Gegevens verzamelen (files, treinvertragingen,
reizigersenquêtes) - (mogelijk) analyse van nieuwe enquêtes (uit te
voeren door een gespecialiseerd bureau) Dit zou kunnen aansluiten bij
voorzien Stated Preference onderzoek naar waardering van reistijd -
modelontwikkeling
Begeleiders: Carl Koopmans (KiM) en Erik Verhoef (VU)
De promovendus zal de helft van zijn tijd werken aan de Vrije
Universiteit, en de andere helft aan het Kennisinstituut Mobiliteitsbeleid.
Informatie: Piet Rietveld (31-205986090) prietveld @ feweb.vu.nl
Post a Comment