VU University, Vrije Universiteit, Amsterdam (Netherlands)
Infrastructuur en economische groei.
In de afgelopen 200 jaar hebben eerst de trein en daarna de auto geleid
tot een aanzienlijke verkorting van reistijden. De afgelopen decennia
heeft het vliegtuig voor een nieuwe sprong gezorgd. Vaak wordt
verondersteld dat nieuwe vervoersvormen een conditio sine qua non zijn
voor economische ontwikkeling. Er zijn echter ook andere signalen:
bijvoorbeeld Nobelprijswinnaar Robert Fogel heeft aangetoond dat de
snelle groei van de VS in de tweede helft van de 19e eeuw in belangrijke
mate ook zou zijn gerealiseerd zonder de spoorontsluiting van “the
Mid-West”. Dit roept de vraag op of nieuwe vervoersvormen een voldoende
voorwaarde voor extra groei zijn; of zijn er andere voorwaarden waaraan
moet zijn voldaan, zoals geen vervoersalternatieven of een geschikte
economische structuur. Kortom, heeft nieuwe ontsluiting per spoor, weg
en vliegtuig in Nederland en daarbuiten geleid tot meer groei. Daarbij
is het van belang om onderscheid te maken tussen distributieve effecten
(locaties met ontsluiting groeien sneller ten koste van andere locaties)
en additionele effecten (locaties met ontsluiting groeien sneller zonder
dat dit ten koste gaat van andere locaties). Deze vragen zijn niet
alleen historisch interessant. Politici en beleidsmakers veronderstellen
vaak dat infrastructuur automatisch tot additionele groei leidt. Een
grondige beschouwing van het verleden kan eze relatie verhelderen. De
onderzoeksvragen zijn: - Zijn steden aan het spoor en aan de snelweg
sneller gegroeid dan andere steden? Treedt dit effect allen of vooral
onder bepaalde condities op? Valt er iets te zeggen over de causaliteit
(groeit de stad door de infrastructuur, of wordt infrastructuur
aangelegd daar waar groei verwacht wordt?) - Zijn regio’s met een
internationale luchthaven sneller gegroeid dan andere regio’s? Is er
verschil tussen “hubs” en steden aan het einde van “spokes”? - Zijn
dergelijke effecten additioneel of distributief? - In hoeverre wordt de
sectorstructuur (economische specialisatie) beïnvloed door
vervoersmogelijkheden? De methoden: - Literatuuronderzoek (over
Nederland en andere landen) - (voor spoor en weg) analyse van
Nederlandse gegevens zoals (gereconstrueerde) economische groei,
volkstellingen - (voor luchtvaart) analyse van Europese en VS gegevens
over nationale en regionale groei in samenhang met de ontwikkeling van
luchtvaartinfrastructuur
De promovendus zal de helft van zijn tijd werken aan de Vrije
Universiteit, en de andere helft aan het Kennisinstituut Mobiliteitsbeleid.
Begeleiding: Koopmans (KiM) en Rietveld (VU)
Informatie: Piet Rietveld (31-205986090) prietveld @ feweb.vu.nl
Post a Comment